Artikel 1 Op weg naar
Van preekstoel naar kloostercel
Het zijn de laatste dagen van oktober. Dagen waarin merkbaar het afscheid van het groen schuilgaat. De bladeren aan de bomen kleuren en verwaaien. Elk jaar opnieuw probeer ik het groene leven vast te houden, en elke keer weer merk ik dat het niet lukt. Het leven is aan het verwaaien en gaat dood. Juist die dagen maak ik tijd om de natuur in te gaan, omdat er zoveel in die natuur gebeurt. Tegelijkertijd lijkt het wel of de maanden oktober, november en december de drukste maanden van het jaar zijn. Veel mensen zitten nog vol energie, tenminste daar lijkt het op, en maken afspraken voor overleg, bezoek, afstemming, bijscholing en conferenties. Er gebeurt niet alleen veel in de natuur maar ook in de samenleving. Je gaat bijna denken dat de natuur invloed heeft op het gedrag van mensen.
Als parttime onderwijsgevende heb ik het voorrecht om ieder jaar herfstvakantie te mogen vieren. Een heerlijke buffer om energie bij te tanken. Dit jaar loopt het anders dan andere jaren. Mijn tweede boek, Navolging Nu, die ik heb geschreven in augustus, zit nog in een fase van correctie en redactie bij de Uitgever. Het tijdelijk contract van de redacteur die mij begeleidt is niet verlengd per 1 oktober. Zijn werk is overgedragen aan de hoofdredacteur die logischerwijs nauwelijks tijd heeft om mij te begeleiden. De presentatie van het boek is 20 november in het dorpje Windesheim, het laatste overblijfsel van het moederklooster van de Moderne Devotie. Er moet best nog wel veel veranderd worden in het boek. Daar neem ik de vrije uren in de herfstvakantie voor. Andere zaken kunnen wachten, behalve de natuur.
Vol energie, ideeen en concrete plannen stap ik de eerste dag weer in, na de herfstvakantie. Het borrelt weer volop en daar geniet ik van. Met oma oma gaat het niet goed. Ze zal binnenkort dood gaan en ik wil nog graag naar haar toe. Met de fiets in de trein vertrek ik richting Vlagtwedde om afscheid van haar te nemen. Nog niet zo lang geleden heeft oma oma haar 104e verjaardag gevierd, een voorrecht en tegelijkertijd ook moeilijk, omdat je je eigen kinderen overleeft. Na een bijzonder moment met haar, waar ik haar nog een gedicht heb gegeven uit mijn nieuwe boek, is het einde aangebroken van onze ontmoetingen. Op de terugweg krijg ik stekende hoofdpijn en word ik zo misselijk dat ik in de trein, gelukkig op het toilet, moet overgeven. Hoe kan ik zo snel zo ziek worden ? Ik ben eigenlijk nooit ziek.
Vragen spoken door mijn hoofd, heeft dit met het afscheid van oma oma te maken ? Alle verdere afspraken voor die dag zeg ik af. Het is genoeg zo.
De volgende dag op de woensdag is het weer okee met mij en kan ik alle afspraken, tot in het weekend, nakomen. De definitieve versie van mijn boek, Navolging Nu, heb ik opgestuurd naar de Uitgever. Het geeft mij een heerlijk gevoel, bijna hetzelfde gevoel als de bevalling,
het uitkomen, van het boek. De Uitgever heeft nog drie weken voor de presentatie van het boek, dat moet wel gaan lukken.
Ik kan me nu richten op het weekend waar ik in drie diensten voorga. De thema’s gonzen al door mijn hoofd. Onvoorwaardelijke Liefde en Navolging in Gemeenschap. Op vrijdagavond
spreek ik de middagdienst en avonddienst door met de begeleidingsband en gastheer. Het blijkt dat de bandleider die avond, zonder het te weten, hetzelfde stuk heeft gekozen om te behandelen en te bespreken als het stuk waar ik het in de dienst over wil hebben, nl.; Het gedeelte over de eerste christengemeenschap. Er zijn meer dan tienduizend alternatieven, kiest hij juist hetzelfde stuk, bijzonder.
Op zondag leef ik in een soort roes vanwege de vele activiteiten. Wel in een bewuste roes. Ik reageer snel en neem snel veel op. Tijdens de vieringen communiceer ik niet alleen een bepaalde inhoud en gedachte, ik probeer ook mijn gevoel te communiceren door me kwetsbaar op te stellen. In de middagdienst en avonddienst zing ik tijdens de preek een lied van de Korgis, Change Your Heart, om aan te geven dat het ook om een verandering van binnenuit gaat. De drummer speelt al snel mee met het nummer. Tijdens alle drie de diensten hoef ik geen papier te gebruiken. De tekst komt als het ware uit mijn hoofd en hart. In een nagesprek met de dominee van de tv geeft hij aan dat ik zelfs in het gebed nog doorging met de preek. Ik loop over van enthousiasme.
Het enthousiasme weet ik de hele week vast te houden. Een roes vol bewustzijn waardoor ik er volop van kan genieten. Antwoorden, voorbeelden en ideeen, ze komen als vanzelf. Ik vraag de leerlingen, van beide locaties van waar ik werk, om een masker te maken of een masker mee te nemen op de 11e van de 11e en dit masker om 11 minuten over 11 op te zetten bij de les en docent die ze op dat moment hebben. Ik koppel er een persbericht aan ; “ gek doen op een gek moment “. Na alle toestanden met de Uitgever en het boek besluit ik, nu het boek bij de drukker ligt, mijn collega’s te trakteren en bestel rond de 90 gebakjes bij de bakker naast onze school. De presentatie van mijn eerste boek was immers nog niet feestelijk gevierd, ik heb daarom nog wat goed te maken. Op vrijdagmiddag heb ik nog contact met mijn collega’s van de sectie. Zij hebben signalen door gekregen dat ik wat druk ben en mijn ziel en zaligheid bloot leg. In overleg met directie adviseren zij mij om thuis wat dagen rust te nemen. Hoe gaat het dan verder met die traktatie, vraag ik. Mijn collega’s geven aan dat zij dat wel regelen en dat de traktatie door kan gaan op het moment dat ik weer terug ben.
Vrijdagavond deel ik nog een beeld met de oudsten van een christelijke gemeenschap, het is een bijzonder beeld over de toekomst van de gemeenschap. Rond de stad en de gemeenschappen in de stad worden vaker beelden uitgesproken, veelal zijn het toekomstbeelden. Thuiskomend praat ik nog even met mijn vrouw. Zij maakt zich zorgen over mij en is geïnformeerd door mijn collega’s over wat er op school is gebeurd, en het advies dat zij mij als school hebben gegeven. Zij vraagt mij of het niet beter is om even afstand te nemen. Zelf heb ik dat al een lange tijd in mijn hoofd. Ik wil graag naar een klooster, maar noem het nog niet.
De volgende dag praten we verder. Er wordt besloten dat ik tijdelijk bij vrienden op zolder ga wonen. Ver weg van prikkels en activiteiten. Ik sputter licht wat tegen maar laat me toch overhalen. Ik kan dan wat lezen in mijn levens- aantekeningen van de afgelopen twintig jaar en verder wandelen en fietsen in de natuur. Ondertussen heb ik mijn plan al getrokken om naar het klooster te gaan. De abt die ik afgelopen week gesproken heb zei wel dat het vol zit, maar voor noodgevallen is er altijd plek, zei hij. Ik denk kort na over de dienst op zondagochtend waarin ik voor hoop te gaan. Kom er nog niet uit.
In het weekend ontspan ik mij in de natuur en in de kantine met de voetballers van voetbalclub Windesheim .Het is zo gezellig dat ik het hele eerste team trakteer. Verder in Windesheim gepraat over de 20e november, de dag van de presentatie van het boek. Of het mogelijk is om partytenten neer te zetten voor het deel na de boekpresentatie. Samen met beide zonen naar de vogelhutten van Windesheim gelopen en veel foto’s gemaakt. Ik voel dat ook zij merken dat het geen gewone wandeling is.
De dienst op zondagochtend heeft iemand van mij over genomen. Juist nu het een dienst is in mijn eigen gemeenschap. Het gaat daarom ook niet zonder slag of stoot.
Maandagochtend verlaten mijn vrienden het huis om te gaan werken. Ik heb gezegd dat ik een lange fietstocht ga maken richting Apeldoorn. Ik mag wel wat eten en drinken voor onderweg mee nemen, lees ik op een briefje. Ik besluit om in de middag richting Apeldoorn te fietsen, om uiteindelijk in het klooster bij Deventer uit te komen.
In het begin van de middag vul ik mijn rugzak met eten en drinken. Verder trek ik een oude warme en blauwe jas aan met een vest er onder. Het is november en niet meer zo warm. De route richting Apeldoorn kan ik wel dromen. Bij de IJsselbrug rij ik tegen het fietsverkeer in om zo extra meters op de brug te besparen. In Hattem fiets ik al snel het bos in en maak een eerste stop bij een Spijker, een vroegere opslagplaats voor graan. Ik laat bij de voordeur twee pondkoeken achter, van Terschelling, om verbinding te leggen met het graan en het bakken.
Na een tijd door het bos gereden te hebben kom ik uit bij het Zwolsche bos en een parkeerplaats waar wij met vrienden vaak de auto hebben geparkeerd om samen te gaan wandelen. De vrienden zijn inmiddels uit elkaar. Ik herinner mij sterk hoeveel wij niet gelachen hebben, de gezelligheid en vriendschap. Om verbinding te leggen met deze tijd met vrienden laat ik chips en drinken achter. Verder laat ik mijn mobiele telefoon achter. Ze kunnen mij dan niet peilen en in het klooster kan ik er niks mee. Ik heb eigenlijk nooit echt iets gehad met een mobiele telefoon. Verder wil ik even liever geen verbinding.
Snel stap ik weer op de fiets want er is meer te doen. Vlakbij is het Heerderstrand, een mooie recreatieplas waar je in de zomer heerlijk kan zwemmen. Ik fiets er heen en leg in de buurt van de plas keelsnoepjes neer. Het is een verbinding met mijn overleden vader, groot liefhebber van keelsnoepjes. Op het zand bij de recreatieplas plaats ik een vol blikje cola op een volle afvalemmer, als teken en verbinding naar onze doorgeschoten afvalmaatschappij.
Ik kies ervoor om een wandeling te maken rond de hele recreatieplas. Op deze manier kan ik rustig in mijn hoofd laten komen wat komt en een plaats geven. Twee mensen met een hond kom ik onderweg tegen, ik zorg ervoor dat ik niet te dichtbij kom. Liever word ik niet gezien.
Rustig maar met een strak tempo fiets ik, via Epe, naar Apeldoorn en rij meteen door naar het centrum omdat ik daar wat wil eten. Ik koop in de snackbar een grote zak patat oorlog. Tussendoor maak ik een andere klant blij door haar wat geld te geven om haar bestelling te kunnen betalen. Buiten het centrum zoek ik een plek om de patat rustig op te eten. Ik ontmoet bij een stoplicht twee Molukse jongedames en raak met ze aan de praat. Het blijkt dat zij de patat niet lekker vinden in Apeldoorn, omdat de snackbars vergeten er kokos over te doen. Ik ben het met ze eens en verbaas me er over dat een ondernemer dat zelf niet oppakt. Er wonen immers veel Molukkers rond Apeldoorn . Er komt van alles bij mij naar boven over mijn leven in Assen, mijn Molukse vrienden en de kapingen die ik van nabij heb meegemaakt. Daarom besluit ik mijn blauwe jas aan de Molukse jongedames te geven omdat wij als Nederlanders hen nog altijd in de kou laten staan. Zij geven aan de jas mee te nemen en aan vader of opa te geven. Zelf weten zij te weinig van de geschiedenis. Hartelijk nemen we afscheid. In alles zal ik mijn hele leven lang verbonden blijven met het Molukse volk.
Ik vind verderop een plek om de patat op te eten en fiets na wat gedronken te hebben richting Deventer. Het gaat niet vanzelf, mijn hoofd zit vol en zelfs de borden moet ik extra goed lezen. Bij de uitvalsweg richting Deventer, richting het oosten, staan mannen op de weg met hesjes. Het kan toch niet zo zijn dat er nu al een opsporingsbericht naar mij is uitgegaan ? Dat kan gewoon niet. Ik word gelukkig niet tegengehouden. Misschien komt het wel omdat ze iemand zoeken met een blauwe jas. Die blauwe jas heb ik net weggegeven, dus een goed signalement hebben ze niet meer.
Het begint al schemerig te worden wanneer ik de IJsselbrug bij Deventer op fiets. In Deventer is het zoeken geblazen omdat Diepenveen voor fietsers niet goed wordt aangegeven. Het is allemaal niet zo logisch in Deventer en ik kom te dwalen op het bedrijventerrein. Ik besluit weer terug te gaan naar de IJssel. Langs de IJssel naar het noorden te fietsen en op een gegeven moment af te slaan richting oosten. Een paar kilometer verder lees ik op een straatnaambord Schapenzandweg. Ik denk aan de oude verhalen over verdwaalde schapen en herders. Dit moet de weg zijn richting klooster. Een paar honderd meter gereden te hebben op de Schapenzandweg hoor ik opeens een klok luiden. Dat moet de klok zijn van het klooster, voor de laatste viering. Een klok horen luiden betekent dat de Herder roept, de Herder roept zijn schapen. Herinneringen komen weer boven. Het wordt ondertussen goed donker en het licht van mijn fiets heeft het al een tijd geleden begeven. Plots word ik volledig in het licht gezet. Het is een grote auto die achter mij rijdt. Ik zie de weg nu goed. De auto passeert mij niet maar blijft aldoor op dezelfde afstand achter mij rijden. Wat een zegen. Vlakbij het klooster draait de auto naar rechts en kan ik rechtdoor rijden naar het klooster pal voor mij. Ik bel aan bij het klooster. Na een paar minuten komt een broeder, de portier, het luikje openen. Hij geeft aan dat het klooster gesloten is en dat er geen plaats meer is. Ik geef de woorden van de abt aan , “ in noodgevallen is er altijd plaats “. Hij overlegt even met de abt en laat mij dan binnen. Ik word naar een grote kloostercel gebracht, een plaats voor kloosterlingen die in opleiding zijn.